Digitale Charterbank Nederland
De Digitale Charterbank Nederland (DCN) is een centraal dataportal waarin uiteindelijk de gegevens van alle in de Nederlandse archiefinstellingen bewaarde charters in één zoekactie kunnen worden doorzocht. Het portal is ontwikkeld in een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en DE REE archiefsystemen te Groningen, die de digitale toegangen van een groot deel van de Nederlandse archieven beheert. De derde partner in het project, dat werd ondersteund door NWO, was Het Utrechts Archief. Voorts is actieve medewerking verleend door het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Nationaal Archief en veel andere archiefdiensten.
‘Charter’ is de archiefterm voor een afzonderlijk stuk perkament of papier, lees verder
309 charters
sorteren op:
Titel | Datum | |
---|---|---|
Burgemeesters, schepenen en raad van Middelburg bekennen ontvangen te hebben uit handen van Sr. Jheronimus de Craen, collecteur van de tol binnen Middelburg, 500 £ gr. Vl. als eerste betalingstermijn van een som van 3500 £, welke de stad toekomt aan gelden, spruitende uit de koninklijke tol, ingevolge zekere overeenkomst (de aan het charter gehechte kopie overeenkomst) tussen de Heren Staten van Zeeland en de stad Middelburg d.d. 17 Mei 1580, welke termijn verschenen is 1 November 1580 en waarvan genoemde magistraat zich voldaan verklaart. | ||
Kaerle, prince van Spaengnen” , confirmeert, als graaf van Holland en Zeeland, de privileges, rechten en costumen, geschonken aan Tholen door zijn voorvaderen, graven en gravinnen van Holland en Zeeland, waarom aan de gouverneur-stadhouder en president en raadsheren van de Raad en Rekening van Holland benevens de rentmeesters van Bewester en Beooster Schelde wordt bevolen de magistraat en poorters van Tholen te laten in het ongestoord bezit van de voorrechten, bevestigd door deze confirmatiebrief. | ||
Wilhelm, prins van Oraengiën, graaf van Nassau, kapitein-generaal van Brabant, Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht, continueert nog voor de tijd van twee achtereenvolgende jaren het octrooi, aan die van Tholen verleend bij zijn brief van 26 December 1580 (regest nr. 115) , toen gegeven voor de tijd van één jaar en dus aflopend 26 December 1581. | ||
Burgemeesters, schepenen en raad van Stad en Lande van Tholen met het ambacht Schakerloo verlenen een keur voor het kleermakersgilde aldaar. | ||
Jan, heer van Bergen opten Zoom, Walhain, Glymes, pandheer van Stad en Lande van Tholen en Schakerloo, oorkondt, dat door schepenen, burgemeesters en gerecht van Tholen is geconsenteerd in de benoeming tot stadsklerk van Guido van Bloys, en zulks op bijzonder verzoek van de pandheer, ofschoon genoemde klerk nog geen volle drie jaren stadspoorter is en dus ingevolge het geldend recht niet in deze post aangesteld kan worden; dat hierdoor echter de stadsprivileges niet veranderen en onverminderd van kracht zullen blijven, zodat de pandheer voor zich en zijn nakomelingschap verklaart, dat de hierbij geconsenteerde nominatie tot generlei consequentie in de toekomst leiden zal. | ||
De Gecommitteerde Raden der Staten van Zeeland verlenen aan Hans Parck, eertijds schout van Halsteren, aan wie de baljuw van Tholen, Franchoys Rezen, het schout officie van Stad en Lande van Tholen en van Schakerloo heeft gegund, consent en dispensatie tot het aanvaarden van dit ambt, hoewel hij nog geen drie opeenvolgende jaren poorter van Tholen is geweest. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en raad van Stad en Lande van der Tholen oorkonden, dat zij hierbij een keur schenken als hierna volgt, ten behoeve van het gilde der “cordewaniers” of schoenmakers aldaar. | ||
Kaerle, koning van Castiliën, oorkondt als graaf van Holland en Zeeland dat hij, ter bede van de magistraat van Tholen geconsenteerd en geaccordeerd heeft dat Guido van Bloys, ofschoon nog geen drie jaren stadspoorter, ten verzoeke van ’s konings raads- en kamerheer, de heer van Bergen op Zoom als pandheer van Tholen, het “klerkschap” van genoemde stad zal mogen bedienen (zie regest nr. 78) zonder dat dit in de toekomst tot enig nadeel zal strekken aan de magistraat der stad of enigerlei consequentie met zich zal brengen; president en raadsheren van de Grote Raad te Mechelen, de stadhouder, president en raadsheren van de grafelijke Raad in Holland, Zeeland en Friesland worden gelast genoemde magistraat te laten in het rustig genot van het hierbij verleende recht. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en raad der stad Tholen met het ambacht Schakerloo oorkonden, dat zij de hierna volgende keur schenken ten behoeve van het beenhakkersgilde. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en raad der stad Tholen met het ambacht Schakerloo oorkonden, dat zij, ter bede en ten verzoeke van het gemene gilde der timmerlieden, metselaars en wagenmakers, de hierna volgende keur verlenen. | ||
Burgemeesters, schepenen en raden van de stad Tholen oorkonden, dat zij een iegelijk, die in tijd van oorlog en troebelen diensten ten behoeve van Stad en Lande verricht, of in de toekomst zal verrichten, onder de hoede en bescherming van de stad stellen, vanaf het begin zijner commissie totdat hij deze zal hebben volbracht, opdat hem op reis bij nacht nog dag onheil zal kunnen treffen, waartoe die van Tholen zich garant stellen voor het herstel van eventueel opgelopen schade en doorgestane gevaren. | ||
Kaerle,“gecoren Roomsch-coninck” enz. , oorkondt, als graaf van Holland en Zeeland, dat de magistraat van Tholen te kennen heeft gegeven dat, waar de stad door menigerlei ongeval achteruit gegaan en verarmd is, zij door hare grote armoede niet in staat zal zijn de voor haar vastgestelde som, bij de zetting van de grafelijke schote en bede in Zeeland bepaald op het 15e of 20e van het totaal op te brengen, waarom aan die van Tholen surséance van betaling voor de gerechte helft van het opgelegde part, voorzover dit op het ogenblik nog loopt, geschonken wordt en voor de toekomende termijnen respijt verleend tot het ogenblik, waarop de nieuwe verdeling der heerlijke lasten over de grote en kleine Zeeuwse steden zal worden bekend gemaakt. Voorts wordt bepaald dat de portie, waarvoor geen surséance zal worden verleend, betaald moet worden in handen van de rentmeester van Bewester Schelde, aan wie tevens wordt bevolen die van Tholen, als bezitters van deze brief, te laten in het rustig genot van de daarin beschreven voorrechten. | ||
Deken en kapittel van O. L. Vrouwekerk der stad Tholen en baljuw, burgemeesters en schepenen aldaar oorkonden dat zij met gemeen consent, ter bekostiging van de timmerages aan het koor der O. L. Vrouwekerk, verkocht hebben aan Cornelis Hoefmont, poorter van Tholen, de erfelijke rente van 12 sch. Min 1½ gr.Vl. , door de kerkmeesters jaarlijks te betalen, verschijnend Bamisse (1 Oct.), waarvan de eerste termijn vervallen is 1 October 1520, en welke rente is verkocht ten behoeve van het weeskind Wouterken, natuurlijke dochter van een zoon van Wouter Cornelis, waarvoor genoemde Cornelis Hoefmont aan de kerkmeesters betaald heeft 9 £ gr. Vl. , onder bepaling dat bij overlijden van genoemde weze de rente zal komen voor de ene helft aan de kerk en voor de ancdere helft aan de H. Geest te Tholen, terwijl de kerkmeesters in dit geval het gedeelte, toegevallen aan de H. Geest, steeds zullen mogen lossen één penning tegen 16. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en raad van Stad en Lande van Tholen met ambacht van Schakerloo oorkonden, dat zij in een eeuwige erfpacht uitgegeven hebben aan Jacob Jacobse Vriese, apotheker en poorter der stad, en aan zijn erven en nakomelingen, een erf, groot 84 roeden, behorende aan de stad, gelegen bij de Verbrande Poort, naast het “swinggelhuys”, ter somme van 20 sch. gr. Vl. ’s jaars, vervallende op Sint Servatiusdag (13 mei) waarvan de eerste termijn expireren zal 13 Mei 1614; wanneer de betaling van de verschuldigde pacht stokt, zal het recht van de pachters op het erf vervallen, terwijl de pachter of zijn erven noch geheel noch gedeeltelijk de erfpacht aan derden mogen overdragen dan met consent van burgemeesters en schepenen, op verbeurte van dubbele pacht. De pachter verbindt zijn persoon en goederen voor de naleving der voorwaarden, in deze pachtbrief vervat. | ||
Kaerle, gecoren Roomsch-keizer”, bevestigt en vernieuwt als graaf van Holland en Zeeland ten behoeve van die van Tholen enige keuren en privileges, de stad bij “open brieve gegeven” in den Haghe, des sonnendaechs nae St. Lambrechtsdach in den jaire duysent driehondert negen ende tnegentich”. | ||
De Staten van Zeeland herstellen, daartoe aangezocht door de gedeputeerden der stad Tholen, de burgerij dier stad en haar oude privilegiën en rechten, haar geschonken door de graven en gravinnen van Holland en Zeeland, in het bijzonder dat, geconfirmeerd door keizer Karel en betrekking hebbende op het sluiten der stadsrekening en het vernieuwen van de Wet, elk jaar op 13 Mei, welk privilege tot het jaar 1552 ongestoord genoten is en nadien in bijzondere omstandigheden niet meer gegolden heeft. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en raad van Stad en Lande van Tholen met het ambacht Schakerloo oorkonden, dat zij in een eeuwige erfpacht hebben uitgegeven aan Anthony Spits en zijn erven en nakomelingen een zeker erf, gelegen onder de Molenberg van Tholen bij de Sint Andriespoort, eertijds door de stad in erfpacht verkregen van het kapittel, groot geweest zijnde 200 roeden, alles op erfpachtsrecht voor 20 sch. gr. Vl. ’s jaars, jaarlijks te betalen op Sint Servaasdag (13 Mei), waarvan de eerste termijn vervallen zal zijn op Sint Servaasdag 1616; wanneer de pachter of diens nakomelingen te eniger tijd in gebreke zouden blijven de pacht te betalen, zullen zij “ipso jure” van het pachtrecht vervallen verklaard worden; de pachter zal zijn rechten aan niemand mogen overdragen zonder consent van burgemeesters en schepenen, op verbeurte van dubbele pacht en verlies van erfpachtrechten. | ||
Philips van Bourgoingnen, bisschop van Utrecht, Maximiliaen van Bourgoingnen, abt van het Onzer Vrouwen klooster binnen Middelburg in Zeeland, en Adolf van Bourgoingnen, heer van Beveren, van Veere etc. , oorkonden dat zij, aangezien de magistraat van Tholen zich met hen en de magistraten van Middelburg, Zierikzee, Goes en Reimerswaal verbonden en verplicht heeft tot de betaling van zekere losrenten, van hen gekocht voor een totaal van 2333 £ 6 sch. 8 penn. Van 40 gr. Vl. , ter voldoening van hun gezamenlijk aandeel in de 34000 £, den keizer door de Staten-Generaal geconsenteerd op 1 Maart 1523, goedgevonden hebben over te gaan tot de heffing van een bepaald geschot op elke gemet lands over heel Zeeland, groot 4 gr. Vl. voor de tijd van vier jaren, in te gaan met St. Jans Decollatio (29 aug.) 1524, onder bepaling evenwel dat die van Tholen zullen worden vrijgesteld van alle schade en kommer, die zij zouden kunnen lijden door het opbrengen van hun aandeel, omdat zij generlei administratie of inning voor het opbrengen dezer schatting hebben kunnen houden; de overige stellen zich garant voor de door hen aangegane verplichtingen, onder verband van heerlijke executie harer goederen. | ||
De Staten van Zeeland octrooieren de magistraat van Tholen ten behoeve van het herstel hunner vervallen fortificatiewerken te mogen heffen 4 gr. Vl. van elk gemet lands, hemelsbreed binnen het eiland Tholen gelegen, de ene stuiver tot last van de eigenaar, de andere tot last van de baander of gebruiker. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en raden van Stad en Lande van Tholen met het ambacht van Schakerloo, oorkonden en certificeren uitgegeven te hebben in eeuwige erfpacht aan mr Jacques van der Brecht, chirurgijn, en zijn nakomelingen een zekere “pudt ofte vijver” met een daar rondom gelegen hof, aan de wal onder de windmolen staande bij de St. Andriespoort, jaarlijks voor de som van 20 sch. gr. Vl. , te betalen op Sint Servatiusdag (13 Mei) , het eerst verschijnend 1616; o.m. wordt bepaald dat de pachter gerechtigd zal wezen elke soort van vis, die het hem believen zal, in de vijver uit te zetten en de bermen daarvan te beplanten met allerlei bomen, heggen en struiken; voor de naleving der voorwaarden verbindt de pachter zijn persoon en goederen. | ||