Digitale Charterbank Nederland
De Digitale Charterbank Nederland (DCN) is een centraal dataportal waarin uiteindelijk de gegevens van alle in de Nederlandse archiefinstellingen bewaarde charters in één zoekactie kunnen worden doorzocht. Het portal is ontwikkeld in een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en DE REE archiefsystemen te Groningen, die de digitale toegangen van een groot deel van de Nederlandse archieven beheert. De derde partner in het project, dat werd ondersteund door NWO, was Het Utrechts Archief. Voorts is actieve medewerking verleend door het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Nationaal Archief en veel andere archiefdiensten.
‘Charter’ is de archiefterm voor een afzonderlijk stuk perkament of papier, lees verder
309 charters
sorteren op:
Titel | Datum | |
---|---|---|
Raes van Blois, baljuw en rentmeester van Stad en Lande van Tholen en Schakerloo, verklaart ontvangen te hebben de som van 25 £ gr. Vl. , die de stad schuldig was aan de grafelijkheid Zint Jansmisse Midzomer (24 Juni) 1498, vanwege het consent tot exploitatie van veerstallen, nu of namaals in het land van Tholen en Schakerloo. | ||
Baljuw, burgemeesters, schepenen en gemene poorters van de stad Tholen verklaren tegen betaling van 22 gouden Engelse nobels ’s jaars, voir coninc Heynricx tyden van Ingelant der saliger gedachten lestleden geslagen, aan heer Peter van der Zande, proost van Condeyt, als voogd van de genieters van deze som, de minderjarigen Dirc en Heyrick van der Zande, in pacht te hebben ontvangen het school- en schrijversambt der stad Tholen. | ||
Jacob, hertogin in Beyeren enz., gravin van Holland en Zeeland, oorkondt, dat zij confirmeert de handvesten en privilegiën van haar voorvaderen, graven van Holland en Bloys. | ||
Philips, aartshertog van Oistrijck, oorkondt, dat hij kwijtscheldt aan de magistraat van Tholen elke strafoefening, waartoe hij tegenover hen gerechtigd zou zijn uit hoofde van de vergrijpen, tegen de grafelijke hoogheid en jurisdictie gepleegd in het niet verantwoorden over de jaren 1491-1494 in de rekening, overgelegd ter grafelijke rekenkamer, van de opbrengst van de rente van Hypotheken, gevestigd op een molen, vanwege het grafelijk domein aan genoemde magistraat verpacht; alles geschiedt op voorwaarde van aanzuivering van het gederfde rentebedrag in handen van de grafelijke rentmeester of ontvanger tot een montant van 28 £, 8 st. , 5 pen. Vl. mits de kosten, in deze zaak gevallen, eveneens door de magistraat van Tholen worden gedragen. | ||
Johan, hertog van Lothrijck, van Brabant enz., graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, concenteert, dat die van der Tholen lijfrentenverkopen, waarvoor het geld moet worden gevonden uit de stadsmiddelen, om zodoende het losgeld te kunnen betalen, gevorderd voor Pieter Ver Marie-zoon, Cornelis Claess en Heyn Busse, poorters van Tholen, die door heer Jan van Beieren, bisschop van Luik, gevangen gehouden, thans losgelaten zijn tegen betaling van een losgeld, groot 450 schilden, waarvan 50 schilden met gereed geld betaald moesten worden. | ||
Johan, palensgrave bij Rijne, hertog in Beyeren, soen van Henegouwen, van Hollant en van Zeelant, oorkondt, dat hij heeft geconfirmeerd de rechten, privilegiën en handvesten van de stede van der Tholen, geschonken door of vanwege de graven en gravinnen van Holland. | ||
Philips, koning van Castillen, oorkondt dat hij, ter bestrijding van “die groote, zware ende menichvuldige costen ende lasten”, aan de heer van Bergen verpand en verkocht heeft voor hem en zijn nakomelingen de stad en de heerlijkheid Tholen met het ambacht van Schakerloo, gelegen in het graafschap van Zeeland, ter kwijting van een door de heer van Bergen verstrekt bedrag, groot 10.000 £ van 40 gr. Vl. het pond; ingevolge een aan die van Tholen verleend privilege is hun echter door ’s graven voorvaderen beloofd, dat de stad en ambacht nimmer van de grafelijkheid gescheiden zouden worden, waarom bij deze brief verklaard wordt, dat de verkoping, belasting en “versettinghe” van Tholen en het ambacht Schakerloo niet geschied is met enig nadelig gevolg voor de in- en opgezetenen terwijl wordt beloofd, dat het nu verpande gebied, eenmaal gelost, weder bij de grafelijkheid van Zeeland gevoegd zal worden, terwijl baljuw, burgemeesters, schepenen, raad, officieren en onderdanen aldaar in het volle bezit hunner voorrechten zullen worden hersteld. | ||
Schepenen van Gent vidimeren een vidimus van de schepenbank aldaar gedagtekend: anno millesimo trecentesimo tricesimo, sabbato post exaltationem sancte crusis (1330 September 15) maar in dit vidimus foutief geciteerd als gegeven anno millesimo trecentesimo sabbato post exaltationem sancte crusis (17 September 1300), waarbij door genoemde schepenbank verklaard wordt, dat zij op haar beurt op 15 September 1330 gezien heeft een brief, gegeven anno domini millesimo Ccmo nonagesimo primo, feria ante festum beati Martini hyemalis (1291 November 9, zie hiervóór regest nr 1), waarbij door Johan, hertog van Lotharingen, aan die van Tholen blijvende vrijdom van tollen wordt verleend op Hont en Schelde. | ||
Raadsheren van het Hof van Holland te ’s Gravenhage geven de uitspraak dat, hangende een proces ongedecideerd tussen de tollenaars van Gorinchem en de poorters van Tholen over tolvrije vaart met ladingen zout voorbij Gorinchem, die van Tholen, evenals de poorters van Zierikzee, Culemborch en andere steden, hiervan privilege bezittend, tolvrij zullen mogen varen, zonder dat dit een inbreuk betekent op de rechten van de tegenpartij. | ||
Philips, hertog van Bourgondië enz., graaf van Holland en Zeeland, oorkondt dat hij bij deze bevestigt alle privileges en handvesten, aan de stad Tholen geschonken door zijn oom, Willem van Beieren, graaf van Holland en Zeeland, en diens voorvaderen. | ||
Maximiliaen, “gecoren keyser”, oorkondt, als voogd over aartshertog Karel, graaf van Holland en Zeland, dat Prelaat en Edelen, benevens de gedeputeerden der Zeeuwse steden, geconsenteerd hebben in de bede, groot 10.000 £ van 40 gr. Vl. het stuk, als bijdrage in de oorlogskosten in de strijd tegen Gelre, waarin de stad Tholen 666 £, 13 sc. , 4 d. ’t pond, gerekend voor 40 gr. Vl. , moet opbrengen; hierom wordt hun vanwege de landsheer octrooi verleend tot de verkoop van losrenten ten laste van de stad, zulks tot en maximum bedrag, per rente van 111 £ 2 sc. , 16 m. gr. Vl. en minder, totdat het voormelde aandeel der stad volgestort zal zijn. | ||
Jacoba, hertogin in Beyeren, gravin van Henegouwen, Holland en Zeeland enz., oorkondt, dat zij bevestigt aan de stad en de gemene poorters van der Tholen alle handvesten, privilegiën en rechten, als de voorgaande graven en gravinnen hun geschonken hebben. | ||
Maximiliaen, “gecoren keyser”, als voogd over aartshertog Karel, graaf van Holland en Zeeland, oorkondt, dat de magistraat van Tholen uit hoofde van zijn grote schuld aan erfelijke en lijfrenten, benevens die, ontstaan door de wederopbouw van en de herstellingen aan een stuk in puin gevallen muur en verdere uitgaven ten behoeve van de stadsvesten, die moesten worden uitgegraven, octrooi en consent ontvangt om, ten laste der stad, te mogen verkopen aan poorters en ingezetenen, alsook aan anderen, lijfrenten tot een totaal van 200 £ van 40 gr. Vl. , op voorwaarde dat het geld, uit deze verkoop spruitend, besteed worde om de oude erfrenten af te lossen. | ||
Philips, hertog van Bourgoingne enz., oorkondt, dat aan hem door den dood onser liever nichten, Jacoba, hertogin in Beyeren, gravin van Oistervant, het land van der Tholen en Schakerlo is toegevallen, waartoe hij zich als erfheer moet doen huldigen en van zijn kant aan zijn onderzaten bij ede trouw en bijstand beloven; dat hem dit door velerlei zaken, die hem te Rijsel terughouden, voor het ogenblik onmogelijk is, waarom op verzoek van ’s hertyogen raad enige afgevaardigden van de stad Tholen naar Rijsel gezonden zijn om aldaar de hertog te huldigen en van zijn kant de eed van trouw te ontvangen, waardoor hun rechten en privileges nu en in de toekomst onverkort gehandhaafd zullen worden. | ||
Philips, hertog van Bourgoingne enz., oorkondt, dat hij door de goede stede van der Tholen gehuldigd is, nadat deze hem aangekomen is door erfenis van zijn overleden nicht vrou Jacob, hertoginne in Beyeren, gravinne van Oostervant, waarom hij met deze brief alle handvesten, privileges, rechten en keuren der stad bevestigt, welke hun door vroegere graven en gravinnen geschonken zijn. | ||
Jan, heer van Berghen opten Zoom en pandheer van Tholen, verleent aan die van Tholen consent tot de verkoop van lijfrenten ten laste van de stad tot een bedrag van 200 £ Vl. van 40 gr. ’t Stuk, waartoe hen al reeds bij brief van aartshertog Karel vergunning is verleend, een en ander tot afbetaling van erfelijke en lijfrenten en voor de bekostiging van de wederopbouw van een gedeelte van de ingestorte stadsmuur, door de kracht van het water en van de storm vernield, alsmede van het uitdiepen der stadsvesten. | ||
Philips, hertog van Bourgoingne enz. , oorkondt, dat die van Tholen voor de trouwe diensten, die zij hem bewezen hebben en nog bewijzen zullen, met deze brief voorrecht ontvangen een baljuw en schepenen binnen hun stad te hebben, die trouw zullen zweren aan de H. Kerk en aan de stad, terwijl de baljuws bij ontstentenis van de graaf of gravin vonnis zullen wijzen en recht zullen oefenen totdat de nieuwe landsheer of vrouwe binnen hun stad gehuldigd zal zijn; voorts wordt bepaald, dat voortaan niemand binnen Tholen burgemeester, schepen of klerk mag zijn, alvorens hij poorter der genoemde stad is en drie jaren binnen haar muren heeft gewoond. | ||
Philips, hertog van Bourgoigne enz. , oorkondt aan schepenen van Tholen en Schakerlo, dat hem ter ore is gekomen hoe zij onwillig zijn bevonden om vonnis te wijzen inzake het opbrengen van “schoten en beden” door de heerlijkheid Tholen aan de landsheer verschuldigd, als op hem vererfd door zijn nicht “van Oostervant”, waarom zij gesommeerd worden als getrouwe onderdanen van hun heer, aan wie zij hulde en trouw hebben gezworen, alsnog onmiddellijk vonnis te wijzen en zich, wanneer zij dit niet verkiezen te doen, deswege onverwijld voor de hertogelijke raad te ’s-Gravenhage te komen verantwoorden. | ||
Philips, hertog van Bourgondië enz. , oorkondt, dat hij concenteert dat de gezworen bode van Tholen, beëdigd door de baljuw, en met de roede in de hand, alle voorkomende besettingen, arresten en becommeringen zal mogen doen, met gelijk effect, alsof dit, zoals tot dusverre het geval is geweest, gedaan werd door de baljuw van Tholen en Schakerlo en drie schepenen, een en ander om voor de hertog en zijn onderdanen een billijker en rechtvaardiger rechtsbestel te verkrijgen. | ||
Philippe, duc de Bourgoingne etc. , stelt aan tot zijn Maistre esprenetier en tot zijn rosticier in al zijn landen en heerlijkheden zijn kok, Johan de Blois, pour considération des bons et aggréables juces die hij den hertog dagelijks bereidt, terwijl als zodanig met zijn vrije wil ontslagen wordt de maistre fauconnier (valkenier) Loys Salart, wiens competenties volledig op Johan de Blois overgaan. | ||