Seal

Digitale Charterbank Nederland

De Digitale Charterbank Nederland (DCN) is een centraal dataportal waarin uiteindelijk de gegevens van alle in de Nederlandse archiefinstellingen bewaarde charters in één zoekactie kunnen worden doorzocht. Het portal is ontwikkeld in een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en DE REE archiefsystemen te Groningen, die de digitale toegangen van een groot deel van de Nederlandse archieven beheert. De derde partner in het project, dat werd ondersteund door NWO, was Het Utrechts Archief. Voorts is actieve medewerking verleend door het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Nationaal Archief en veel andere archiefdiensten.

‘Charter’ is de archiefterm voor een afzonderlijk stuk perkament of papier, lees verder

Uw zoekacties: Staten van Friesland voor 1580

3 Staten van Friesland voor 1580 ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
3. Inleiding door J.G. Avis � (1947)
Deze inventaris van het archief van de Staten van Friesland en van Gedeputeerde Staten loopt tot 11 juni 1580, de datum, waarop prins Willem van Oranje tot stadhouder over Friesland werd benoemd. Achteraf bezien is deze einddatum weinig gelukkig gekozen of misschien wel verkeerd en was het juister geweest 5 april 1581 als eindpunt te nemen, het tijdstip, waarop Gedeputeerde Staten een nieuwe instructie van de prins ontvingen. Toen ik tot die slotsom kwam, was het al rijkelijk laat geworden en vooral toen de mogelijkheid van verandering van werkkring daar nog bij kwam, moest ik er wel toe besluiten om in het eindpunt 11 juni 1580 geen verandering meer te brengen.
De inventaris hier geboden is een inventaris van stukken uit verschillende collecties. Ik heb alle stukken op hun plaats gelaten en men vindt ze overal opgegeven volgens hun inventarisnummer. De eerste collectie stukken, die voor beschrijving in aanmerking kwam, zijn de chronologisch gerangschikte stukken van de Staten, die zich op het Rijksarchief bevinden. Deze vormen met de stukken uit de collectie Gabbema (waarover aanstonds) wel de kern van het oude Statenarchief. Vroeger schijnt men hier tussen ook stukken van particuliere aard te hebben ondergebracht, maar ze er later weer te hebben uitgelicht en in een aparte portefeuille te hebben bijeengevoegd, met de aanduiding "Particularia". In het Chronologisch Register zijn deze stukken gemerkt met P. Terloops zij hierbij nog opgemerkt, dat van de overgebleven stukken er nog heel wat zijn, die evenmin deel van het archief der Staten hebben uitgemaakt. Wat hiervan zij, als zeker mogen we wel aannemen, dat verreweg het groo tste deel tot het archief der Staten heeft behoord, dat, wat er niet toe behoord heeft, maar een zeer klein gedeelte is en dat we niets teveel zeggen, als wij beweren, dat we met deze collectie en de stukken uit de verzameling Gabbema de kern van het Statenarchief voor ons hebben.
Een groot ongeluk is, dat men vroeger al deze losse stukken maar bij elkaar heeft gedaan, zij het dan ook in chronologische volgorde. Want hiermee is de toepassing van het herkomstbeginsel lelijk in het gedrang geraakt. Berns, die de collectie in deze "chronologischen" toestand van deze voorgangers overnam, heeft in zijn eerste jaarverslag al op het ongewenste van deze manier van doen gewezen, maar de toestand gelaten zoals ze was.11.Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, 1886 (IX), blz. 105. Verder aangehaald als: Verslagen In een verslag van 28 jaar later komt hij er nog eens op terug en dan blijkt, dat er in de loop der tijden herhaaldelijk stukken waren uitgezocht, die in andere archieven bleken thuis te behoren, onder andere stukken uit kloosterarchieven, uit de archieven van het Hof, van de grietenijen of stadsgerechten, voorts ook boedelpapieren of andere stukken van particuliere aard.22. Verslagen 1914 (XXXVII/2), blz. 285 Berns zelf heeft ook wel ingezien, dat onder alles, wat er na het schiften nog achter was gebleven, nog wel meer stukken waren, waarvan het twijfelachtig was, dat ze tot het archief der Staten behoorden.
Hij zegt zelf in een verslag van enige jaren later, dat er nog onderscheidene stukken over waren, die nader onderzocht moesten worden, om te kunnen bepalen, tot welk archief ze behoorden.33. Verslagen 1919 (XLII/2), blz. 256 Of hij dat nog gedaan heeft, weet ik niet, want van zijn inventarisatiearbeid van het archief der Staten heb ik geen sporen teruggevonden en op de stukken zelf heeft hij door een notitie zijn mening daaromtrent niet kenbaar gemaakt. Schrijver dezes, die na hem belast werd met de beschrijving en reconstructie van het archief der Staten, heeft dan ook met beide handen in het haar gezeten over de herkomst van tal van stukken. Na lang wikken en wegen en herhaaldelijk veranderen heeft hij tenslotte een 70-tal stukken toegewezen aan het archief van stadhouder en raden van het Hof. Van andere stukken achtte hij het mogelijk, dat zij behoord hadden tot het archief van de Rentmeester der Domeinen. Twee stukken waren afschriften van de historieschrijver Pieriu s Winsemius. Verder waren er stukken, die wel vermeld werden in het Chronologisch Register en in de Aanwinstenlijsten, voorkomende in de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, maar in de praktijk waren zij onvindbaar. Ten slotte bleven er nog stukken over, waarvan het verband met één van de bovengenoemde archieven helemaal niet bleek. De stukken van vóór 1580, die in laat-16de eeuwse, 17de, 18de en 19de eeuwse afschriften aanwezig waren, heb ik in deze inventaris ook maar vermeld, hoewel ze hier eigenlijk helemaal niet thuisbehoren. Voor degenen, die zich met de periode van vóór 1580 bezig houden, leek het mij wel gewenst, dat zij kunnen nagaan welke afschriften er nog aanwezig zijn. Men ziet hier uit, dat twee maal met een nieuwe nummering is begonnen. Bij het zoeken naar een stuk lette men dus behalve op het nummer vooral ook op het jaartal, dat het draagt.
De tweede collectie, die hier automatisch bij aansluit is die van de geschiedschrijver Simon Abbes Gabbema, zojuist al vermeld (zie Toegang 343). Door zijn functie van historieschrijver van Friesland, waartoe hij bij resolutie van 30 april 1659 was benoemd, werden hem een groot getal "Boeken, brieven en instrumenten, den Landschappe concernerende en toebehoorende" in bewaring en ten gebruike gegeven.44. Van de Gedeputeerde Staten Over zijn prestaties als historieschrijver van zijn land zal ik het hier niet verder hebben. In dit verband is het voldoende te vermelden, dat er na zijn dood door twee Gedeputeerden een inventaris is opgemaakt van alle boeken en papieren, die toen ten zijnen huize werden aangetroffen (afgesloten 30 januari 1690).55.De onkosten van die inventarisatie bedroegen 258 £ 16 st. Volmaakt weggegooid geld. Zie toegang 5, Archief van Gedeputeerde Staten van Friesland (1578) 1580-1795, Rubriek II, B, 2; het Registratieboek der betalingsordonnanties 1685- 1692 Voor ons doel is deze inventaris geheel waardeloos. De opgaven zijn zeer summier, zodat ze ons in het geheel niet hebben kunnen helpen bij onze inventarisatie. Aan het slot komt de verklaring van prof. J. van der Waeyen, de opvolger van Gabbema als 's Lands historieschrijver, dat "de stucken in dit inventaris gespecificeert bij de vertekeninge deses" aan hem zijn overgeleverd.
Het feit echter, dat Gabbema's zuster, Walkje, in 1712 bij testament de zorg voor de papieren overdroeg aan de Voogden van het Old Burger Weeshuis en dat ze daar in 19de eeuw nog berustten, wettigen de conclusie, dat prof. van der Waeyen zich over de hele collectie Gabbema in het geheel niet druk heeft gemaakt, dat hij er nooit een papiersnipper van bij zich in huis heeft gehad, dat alleen het salaris van 600 £ hem interesseerde en dat het met zijn opvolgers precies zo is gegaan.66. Vrije Fries XI, 1868, blz. 279 noot Misschien gelukkig maar, want wie weet wat er nog mee gebeurd was als die papieren van de ene historieschrijver naar de andere waren versleept. In 1854 hebben de Voogden van het Old Burger Weeshuis de bewaring van de stukken en het gebruik ervan toevertrouwd aan het Fries Genootschap. Dit heeft toen een lijst van de nog aanwezige stukken in het licht gegeven.77. Ibidem Later heeft er een schifting plaats gehad, waarvan verschillende archieven en bibliothe ken hebben geprofiteerd, zoals het Rijksarchief in Friesland, dat in 1911 die stukken ten geschenke kreeg, die geacht werden deel te hebben uitgemaakt van het archief der Staten. De rijksarchivaris Berns heeft van deze collectie een inventaris gemaakt, die in 1911 in de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven is verschenen (blz. 405 e.v.).
Een derde collectie, waarvan de gebruiker van deze inventaris melding vindt gemaakt, is de collectie Burmania-Eysinga en door dr. Waller-Zeper beschreven (zie Toegang 320). Van deze collectie heeft de bewerker de nummers 68 -104 toegewezen aan het archief van de Staten; de nummers 105 - 158 als afkomstig van leden der Staten, grietmannen en andere ambtenaren; de nummers 159 - 213 als behoord hebbende tot het archief van Stadhouder en Hof; de nummers 215 - 219 als afkomstig uit de collectie Gabbema en de nummers 220 - 223 als afkomstig uit andere collecties. Aan deze verdeling heb ik niet getornd. Behalve nu de opneming van de nummers 68 - 104, heb ik toch ook zoveel mogelijk de aanwezigheid van de andere stukken gesignaleerd. Gewenst komt het mij voor, dat onderzoekers dadelijk na kunnen gaan, hoeveel afschriften er van een bepaald stuk bestaan en waar deze zich bevinden, ook al is het duidelijk, dat ze nooit deel hebben kunnen uitmaken van het archief der Staten. De m ogelijkheid bestaat, dat een minuut uit het Statenarchief is geschonden en dat het exemplaar uit de een of andere collectie nog helemaal gaaf is.
Een vierde collectie (archief) is het huisarchief van Tjaardastate, eveneens in het Rijksarchief berustende en afkomstig van Tjaardastate te Rinsumageest (zie Toegang 313).88. Zie toegang 313 Ook hierin komt een aantal 16de eeuwse stukken voor, welke ik zoveel mogelijk vermeld heb, waarmee niet wil worden gezegd, dat zij tot het archief der Staten hebben behoord. Voor hen geldt hetzelfde als wat ik dienaangaande bij de voorgaande collectie heb gezegd.
Een vijfde collectie (archief), waaruit stukken vermeld worden, is het familiearchief Van Eysinga- Vegilin van Claerbergen (zie Toegang 323). In een band, waarin allerlei stukken bij elkaar waren gebonden, trof ik verschillende stukken aan, die tot het archief der Staten behoord hebben, of waarvan die mogelijkheid niet uitgesloten mag worden. De bewuste band draagt in dorso het opschrift: "Algemene Authenticque Stukken van de Provincie Vriesland van 1518-1706" (inv. nr. 787b). Van deze stukken zijn slechts enkele in deze inventaris beschreven onder een blanco nummer. Voor onderzoekers, die zich met de 16de eeuwse geschiedenis van Friesland bezig houden, kan deze band van belang zijn.
Uit de archiefcollectie van dr. D. Banga, berustende in het gemeentearchief van Franeker, heb ik geen stukken opgenomen.99. Inventaris van de Archiefcollectie dr. J. Banga, Gemeentearchief Franeker. Zie toegang 313
3.1. Geschiedenis van het archief
Over het archief zelf van de Staten vernemen we eigenlijk niet eerder iets dan in 1528 en wat we er dan van horen is negatief, d.w.z., dat er toen nog vrijwel geen archief was.1010.Charterboek, deel II, blz. 1 Op de verschillende Landdagen waren wel "diversche materiën geschiet ende getracteert, sonder dat d'zelve bij publicque register tzaemen ghevuecht of geset" waren. In de Landdag van 27 februari uit bovengenoemd jaar werd toen besloten, dat er een Annael of Landboek zou worden samengesteld, waarin alles zou worden opgetekend, wat sedert 1498 in en ook buiten Friesland was voorgevallen.1111. Het volgende naar de in het Charterboek, deel II, op blz. 1, 2, 203 en 204 voorkomende mededelingen Kempo van Martena, Raad van de Keizer, werd met de samenstelling belast, terwijl nog vijf andere personen werden benoemd, om het werk, als het klaar was, door te zien en te authentiseren. In deze tijd is men dus wel de behoefte gaan voelen om aantekening te houden van hetgeen er o p de Landdagen werd verhandeld. In 1532 werden de 18 Gedeputeerden gemachtigd om de Landboeken van heer Kempo van Martena in te vorderen en moesten ze trachten alle akten, memories en appointementen, waar die mochten berusten, in handen te krijgen, met last alles in één kist te bewaren. Besloten werd een grote en een kleine kist te Franeker te laten maken. De afmetingen van de eerste bedroegen: lengte 6 voet, breedte 2½ voet en hoogte 2 voeten en 1 handbreed. De bedoeling was de kleine kist, bestemd voor de bewaring van het Landboek, in de grote te plaatsen. Beide werden gesloten met 3 sleutels, waarvan een afgevaardigde van elk kwartier er eentje onder zijn berusting had. Het Landboek geborgen in de kleine kist was een exemplaar op perkament geschreven in groot formaat. Daarnaast bestond een exemplaar op papier. Martena kreeg 200 Carolusguldens voor zijn arbeid.
Het schijnt echter, dat de twee exemplaren niet dadelijk op de voor hen bestemde plaatsen zijn gedeponeerd. Tenminste 22 februari 1540 passeerden de Gedeputeerden een procuratie op mr. Sikke van Dekema, om met middelen van rechten van Edo en Epo van Martena, gebroeders, als "monden" van wijlen dr. Kempo van Martena's nagelaten weeskind, Sjouck van Martena, in te vorderen twee afschriften van het Landboek, het ene op papier en het andere op perkament, wel geschreven en gecorrigeerd, waarvan hij, Kempo, reeds van het gemene land 200 Carolusguldens had genoten. Naar alle waarschijnlijkheid zijn dit dus de twee oorspronkelijk voor de Staten vervaardigde Landboeken. Daarnaast heeft toen al een afschrift bestaan van de hand van de toenmalige secretaris der Staten, mr. Harmen Budde. Op 24 juni 1554 committeerde de Landdag weer vier personen om het Landboek door de zien en te corrigeren en om de 's Lands handelingen, akten, brieven en "munimenten", deze Landen en hun privileg iën concerneerende", voorzover ze er nog niet in voorkwamen, te insereren en ook alle andere traktaten en privileges in het Landboek vermeld tegens de principale "zooverre die recouvrabel zijn", te collationeren en te authentiseren met hun handtekening.
Een soortgelijke instructie kreeg in 1564 Hessel Aysma. Ook hij moest het Landboek corrigeren, wat niet met Friesland te maken had er uit doen en er in opnemen wat dit gewest wel aanging en tot nu toe er niet in was opgetekend, zoals traktaten, brieven, handelingen van de Staten op de Landsdagen, enz. Verder moest hij op kosten van het Land allerlei stukken opsporen, waarvan het bestaan hem bekend was en die voor het Land nuttig en voordelig waren. Een andere opdracht was, dat hij alle edicten, plakkaten, ordonnanties enz. van Keizer Karel V en Koning Philips II moest bijeenbrengen en in een apart boek schrijven. In hoeverre hieraan gevolg is gegeven, weet ik niet. Het exemplaar van het Landboek van de Staten, dat in 1575 nog aanwezig was, is sedertdien verdwenen. Van het tweede exemplaar is zelfs helemaal geen sprake meer. De grote en de kleine kist met de 6 sleutels hebben daaraan niets kunnen veranderen. Het is anders wel typerend voor de wijze, waarop men in Friesl and met de archieven heeft omgesprongen, dat een dergelijk belangrijk document als het Landboek verloren kon gaan, d.w.z. het exemplaar van de Staten. Want aan belangstelling voor dit Annael heeft het niet ontbroken. Het aantal nog bestaande handschriften loopt in de 20. Een opsomming van al deze moge hier volgen, waarbij echter een nader onderzoek omtrent de filiatie wegens mijn aanstaand vertrek achterwege moet blijven.1212. Ik ben mij er zeer goed van bewust, dat de toelichtingen bij de nummers onvoldoende zijn en niet nauwkeurig. Ik moet hiermee volstaan, omdat mijn doel is een opsomming te geven van alle bekende handschriften. Aan mijn opvolger zij een nauwkeuriger omschrijving en een nader onderzoek omtrent de samenhang der handschriften aanbevolen.
3.1.2. Provinciale Bibliotheek van Friesland
3 Staten van Friesland voor 1580
3. Inleiding door J.G. Avis � (1947)
3.1. Geschiedenis van het archief
3.1.2.
Provinciale Bibliotheek van Friesland
Organisatie: Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum)

Kenmerken

Omvang:
1 meter Portefeuilles, normaal, goed
Categorie:
  • Zonder categorie
Archiefvormer(s):
 
Archiefvormer Staten van Friesland voor 1580
 
 
 
Een product van:

Huygens ING De Ree