Digitale Charterbank Nederland
De Digitale Charterbank Nederland (DCN) is een centraal dataportal waarin uiteindelijk de gegevens van alle in de Nederlandse archiefinstellingen bewaarde charters in één zoekactie kunnen worden doorzocht. Het portal is ontwikkeld in een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en DE REE archiefsystemen te Groningen, die de digitale toegangen van een groot deel van de Nederlandse archieven beheert. De derde partner in het project, dat werd ondersteund door NWO, was Het Utrechts Archief. Voorts is actieve medewerking verleend door het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Nationaal Archief en veel andere archiefdiensten.
‘Charter’ is de archiefterm voor een afzonderlijk stuk perkament of papier, lees verder
309 charters
sorteren op:
Titel | Datum | |
---|---|---|
Johan, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg, oorkondt, dat de lieden van Tholen, als vrienden van Henric, geseyt Buffel, vrijgesteld worden en blijven van alle tollen op de Hont en de Schelde, een en ander naar aanleiding van het feit, dat genoemde vrienden zich bij Buffel beklaagd hebben over het heffen van tol door de tollenaars en geleiders van Papenisse en Burchvliet. | ||
Schepenen van Gent vidimeren een op 9 November 1291 door Johan, hertog van Lotharingen, Brabant en Limburg gegeven oorkonde, waarbij de lieden van Tholen, als vrienden van Henric, geseyt Buffel, vrijgesteld worden en blijven van alle tollen op Hont en Schelde, een en ander n.a.v. het feit dat genoemde vrienden zich bij Buffel beklaagd hebben over het heffen van tol door de tollenaars en geleiders van Papenisse en Burchvliet. | ||
Willem, graaf van Henegouwen, van Holland en heer van Friesland, oorkondt, dat hij met deze brief aan de onderdanen van zijn broeder, heer Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, van der Tolnen in Zeeland, dat men heyt Harderscoet het recht verleent stapelvri te varen door het gehele grafelijke gebied met hun haver en koren. | ||
Phelippe, hertog van Bourgoingne etc., oorkondt dat hij aan die van Tholen en het ambacht Schakerloo, gezien hun nederig verzoek, in verband met het verval van het Botkinsveer, veroorzaakt door het leggen van een dam boven de Halsterse weel door de heer van Bergen, alle veren en passages in het land van Tholen en Schakerloo in erfpacht zal geven voor een aanmerkelijk groter som, dan daarvoor tot nogtoe betaald is, alles op de voorwaarden, omschreven in een oudere brief, door de hertog aan die van Tholen gegeven, terwijl hun tevens wordt vergund de bezetting van de scholasterie en het klerkambt van de stad, terstond na het afsterven van de tegenwoordige functionarissen Thierry de Zanden en Floris Cruesinck; verder wordt aan die van Tholen de vrije hand gegeven bij het benoemen van stedelijke ambtenaren voor het meten van tarwe of graan, voor de visafslag als bierdragers en als bode. | ||
Philips, hertog van Bourgoignen etc. , geeft aan de magistraat van Tholen en het ambacht Schakerloo opnieuw in erfpacht het veer, genaamd “Botkinsveer”, zeer in rendabiliteit verminderd door de nieuwe dijk en dam, door de heer van Bergen aangelegd om de Halsterse weel; de hertog verleent daarom tevens aan de stad het recht voor altoos te voorzien in de vacatures der scholastrie, het stadsklerkschap en het ambt van deurwaarder, met dien verstande, dat de thans in functie zijnde schoolmeester, Dirc van Zand, en de tegenwoordige stadsklerk, Floris Cruesinc, tot hun overlijden hun ambt zullen mogen vervullen; de gelden gebeurd voor het meten der tarwe, het afslaan van vis en het opleggen van vaten bier zullen mede aan de stad ten goede komen, terwijl de hertog, in ruil voor al deze verleende voorrechten, een som van pachtgelden zal ontvangen, aanzienlijker dan hij tot dusverre voor de verpachting van het genoemde veer ontvangen heeft. | ||
Phelippe, hertog van Bourgoigne enz. , oorkondt, dat hij. Als graaf van Holland en Zeeland met schout, schepenen en raad van Tholen en die van Schakerloo met opzegging van een in 1452 door hem met hen gesloten pachtcontract (niet bewaard), aangegaan voor de tijd van 40 jaren en betrekking hebbend op het gebruik van de vier korenmolens, een nieuwe overeenkomst aangaat, omdat twee van de vier koren-windmolens, waarop die van Vossemeer en Schakerloo hun koren brachten, onklaar zijn geraakt; volgens de nieuwe overeenkomst zullen de grafelijke windmolens opnieuw worden hersteld en bij voortduring worden verpacht voor de som van 42 £ gr. Vl. per jaar, ingaande Sint Remigius (1 Oct.) 1462, de verschuldigde pacht te betalen tussen Sint Remigiusdag en Sint Maarten (11 Nov.). | ||
Philips, hertog van Bourgoingen, oorkondt, dat met tenietdoening van de door hem gegeven ordonnantie in zijn open brief, gegeven te Brussel op 29 Sept.1462 (zie regest nr. 45), thans door hem bepaald wordt dat zijn onderzaten in het land van Tholen geen dijk- of damgelden meer zullen betalen voor zoveel hun deel aangaat tot onderhoud van de dam, door de heer van Bergen door de Halsterse weel gelegd, aangezien het Thoolse veer eertijds één van de meest winstgevende veren, door de nieuw aangelegde dam ernstig geschaad wordt. | ||
Philips, hertog van Bourgondië, oorkondt dat zijn raad en rentmeester-generaal van Holland en Zeeland, Clais die Vriese, aan de stadhouder van Holland te kennen gegeven heeft dat de stad Tholen vanwege de hertog verkocht heeft zekere lijfrenten, tot een totaal bedrag van 70 £ gr. Vl. per jaar, ter voldoening waarvan de hertog jaarlijks aan het stadsbestuur een gelijke som ter beschikking stelt, te kwijten uit de inkomsten van de grafelijke domeinen. Aangezien sommige rentetrekkkers bij eventueel niet tijdig voldoen der aan hen verschuldigde renten het stadsbestuur deswegen moeilijkheden bereiden consenteert de hertog in het aflossen van 22 £ gr. Vl., om deze op andere lijve van genoechelijcken luyde” over te zetten. | ||
Philips, hertog van Bourgoingen enz., oorkondt dat hij ten vervolge op zijn brieven van 14 Januari 1458 en 12 april 1464 (niet bewaard), waarin hij ten verzoeke van deken en kapittel, alsmede van het gerecht van de stad Tholen, eerst voor de tijd van vier jaren en daarop nog voor de tijd van twee jaren consent heeft verleend tot de heffing van een accijns van 2 gr. Vl. op elk vat bier, dat binnen Tholen wordt opgelegd, om uit de opbrengst daarvan te bekostigen het herstel en het timmerwerk aan de vervallen Thoolse kerk, thans op verzoek van deken en kapittel, stad en gerecht van Tholen en Schakerloo, de concessie van genoemd octrooi nogmaals verlengt voor vier jaren, na expiratie van de laatste driejarige termijn op Sint Servatiusdag (Mei 13) 1466. | ||
Kaerle, hertog van Boergoengen enz. , bevestigt en ratificeert alle rechten, privilegiën, vrijbrieven en handvesten, die aan Tholen door zijn voorvaderen, graven en gravinnen van Holland en Zeeland, en graaf Guy van Bloeys, sedert geconfirmeerd door ’s graven vader, geschonken zijn. | ||
Burgemeesters, schepenen en gezworenen van Tholen oorkonden, dat zij tot profijt van de stad verkocht hebben in tytle van wittelicken vercoep aan Heynrick Oele en anderen 2 £ gr.Vl. ’s jaars munte ende payment, spruitende uit de Vlaamse domeingoederen van de hertog van Bourgondië en Brabant, graaf van Holland en Zeeland, tot een jaarlijkse rente en lijftocht, welke, deugdelijk gekocht en betaald, zolang de koper in leven zal zijn wordt uitbetaald op nader omschreven voorwaarden. | ||
Karel Hertog van Boergoengnen, verlengt voor de tijd van vier jaren, ingaande Sint Jacobsdag (Juli 25) eerstkomende, het octrooi, geëxpireerd op 24 Juni te voren, waarbij aan de stad Tholen en het kapittel aldaar vrijheid wordt verleend tot ontvangst van een accijns van 2 gr. Vl. op elk vat bier, dat binnen de stad wordt opgelegd, zulks tot het vinden van gelden tot herstel van de vervallen kerk en van de stadsmuren. | ||
Marie, hertogin van Bourgoendië, oorkondt dat zij, in aanmerking nemend het eerbiedig verzoek van burgemeesters en schepenen van Tholen, hierbij een ordonnantie uitvaardigt waarbij wordt bepaald dat baljuw, rechters en officieren der stad geen recht mogen doen gelden op de verstrekking van tabbaards op stadskosten, zulks in verband met de berooide staat der stadsfinanciën, terwijl aan de baljuw gelast wordt zijn residentie binnen de stad Tholen te houden, onder beding dat hij, indien hij hierin nalatig bevonden wordt, verstoken blijven zal van de dienst der hem toegevoegde officieren. | ||
Deken en kapittel van de O. L. Vrouwekerk te Tholen vidimeren een oorkonde van Maria, hertogin van Bourgondië, d. d. 7 Maart 1476 (zie regest nr 55), houdende een ordonnantie over het uitoefenen van het recht door de baljuw in Stad en Lande van Tholen, waarbij o. m. wordt vastgesteld, dat de baljuw van Tholen met zijn rechters en officieren geen recht heeft op de verstrekking van een tabberd op kosten van de stad, in verband met de berooide staat van deze laatste, en dat de baljuw verplicht zal zijn residentie binnen de stad Tholen te houden, bij gebreke waarvan hij verstoken zal blijven van de diensten der hem toegevoegde officieren binnen de stad. | ||
Maximiliaen en Philips, hertogen van Oistenrijck, van Bourgoingnen enz. , oorkonden dat zij hebben ontvangen de ootmoedige supplicatie van de magistraat van Tholen, mitsgaders Lauwers Eynouts, poorter dier stad, om kwijtschelding van straf en het ontslagen worden van elke vorm van proces of rechtsvervolging ter zake van hun strafbaar optreden tegen een zekere Philips van der Velde, deurwaarder ter kamer van de Raad van Holland, die zonder vertoon van enige commissie te Tholen in een zekere zaak getuigen gehoord heeft en deswege in hechtenis is genomen, waarvoor hierbij aan de delinquenten remissie van straf wordt geschonken. | ||
Maximiliaen, Rooms-koning, en Philips, aartshertogen in Oistrijc enz. , oorkonden dat zij, ontvangen hebbend het ootmoedig verzoek van de magistraat van der Tolle, om, ten einde bij te kunnen dragen in de bede, aan koning en hertog geconcenteerd door de Staten van Zeeland, en oude stedelijke schulden te kunnen delgen, lijfrenten ten laste van de stad te mogen negotiëren, hierbij aan de supplianten octrooi en consent verlenen tot de negotiatie van twee erfelijke lijfrenten tot een totaal gezamenlijk bedrag van 15 £ gr. Vl. per jaar, o. m. ten profijte van het opbrengen van de quote in de voormelde bede. | ||
De graaf van Egmond, heer tot Baer, stadhouder-generaal en in diens plaats de Raad van de Rooms-koning en diens zoon, aartshertogen in Oostenrijk, gecommitteerd tot de zaken van den lande van Holland, Zeeland en Friesland, verleent commissie aan de eerstgezworene bode of deurwaarderexploiteur van de Kamer van Holland, hiertoe verzocht, om ter plaatse een onderzoek in te stellen naar de gegrondheid van de klacht van de burgemeesters van Tholen, in erfpacht bezittende vanwege de grafelijke domeinen het veer en de veerstallen tussen ’s Heer Boudewijnspolder en de stad Tholen, als zou het veer concurrentie worden aangedaan door zekere personen, opgezetenen van de heer van Bergen op Zoom, die op eigen gelegenheid een veer exploiteren, eveneens varende tussen ’s Heer Boudewijnspolder en Tholen. Het resultaat van dit onderzoek moet, schriftelijk vastgelegd, in een gesloten brief worden opgezonden aan de stadhouder en de Raad. | ||
Willem, graaf van Henegouwen, van Holland enz., verleent aan die van Tholen, als gelegen op het grondgebied van ’s graven broeder Jan van Henegouwen, het voorrecht stapelvrij te varen door het gehele grafelijke gebied met vrachten haver en koren. | ||
De eerstgezworen bode of deurwaarder-exploiteur van de hertogelijke raad relateert aangaande de door hem, ingevolge opdracht van zijn lastgevers, op 26 April 1487 ondernomen reis naar Tholen, waarbij hij de feiten, omschreven in de aan hem gerichte opdracht door de Raad van de Rooms-koning d.d. 2 april 1487 (zie regest nr 59) waar heeft bevonden en derhalve tegen 30 April 1487 Meeuw Heinricx en Jacob Dankertsz. , als bevarende het meergenoemde veer, als opgezetenen van de heer van Bergen op Zoom, heeft gedagvaard ter plaatse van het onlangs aangelegde veer tussen het land van Tholen en ’s Heer Boudijnspolder, om te zien procederen ingevolge de inhoud der brieven, hiervan bestaande tussen de burgemeesters van Tholen en des deurwaarders lastgevers. | ||
Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, oorkondt, dat hij de pannemannen te Tholen toestaat zout te meten, een ieder in zijn eigen zoutkeet, op voorwaarde, dat iedere panneman daarvoor jaarlijks zal geven één pond zwarte Tornois van elke pan, waarin hij zout ziedt, en twee “scouden” van elke andere pan, die hij bezit. | ||