Digitale Charterbank Nederland
De Digitale Charterbank Nederland (DCN) is een centraal dataportal waarin uiteindelijk de gegevens van alle in de Nederlandse archiefinstellingen bewaarde charters in één zoekactie kunnen worden doorzocht. Het portal is ontwikkeld in een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en DE REE archiefsystemen te Groningen, die de digitale toegangen van een groot deel van de Nederlandse archieven beheert. De derde partner in het project, dat werd ondersteund door NWO, was Het Utrechts Archief. Voorts is actieve medewerking verleend door het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Nationaal Archief en veel andere archiefdiensten.
‘Charter’ is de archiefterm voor een afzonderlijk stuk perkament of papier, lees verder
804 charters
sorteren op:
Titel | Datum | |
---|---|---|
Arnold van Hoorn, bisschop van Utrecht, bevestigt de privileges van Amersfoerde. In een vidimus d.d. 22 juli 1447. | ||
Aernoud van Hoern, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat ten overstaan van hemzelf en zijn leenmannen Johan van Ameronghen, Wouter van Doelen, Henric de Witte en anderen Willam Vleminc van Hemerten heeft overgedragen als lijftocht aan joncfrou Enghel Ghizebrecht Grawaerts dochter, zijn vrouw, de Weert te Remmerten, met de tiende en andere toebehoren, door genoemde Willam van de oorkonder in leen gehouden, behoudens de rechten van het Sticht en van anderen. In vidimus d.d. 1 september 1386. | ||
Heynric Borre van Ameronghen, knape, oorkondt, dat, ten overstaan van hemzelf, als tijnsmeester en voogd van zijn neef Elyaes van Ameronghen, de tijnsgenoten Volquyn Borre, Johan van Woudenberch en Aernt Borre, alsmede andere gekwalificeerden, Dyrc uten Weerde aan hem heeft opgedragen al het land in de Spike te Amerongen, dat hij als tinsgoed van genoemde Elyaes hield, aan de hoge zijde begrensd door het land van Johan Borre van Ameronghen, aan de lage zijde door dat van de heer van Apcoude tot aan de Kyele toe; waarna de oorkonder met medewerking van genoemde tijnsgenoten, het levenslange vruchtgebruik van het tijnsgoed heeft verleend aan Lisebet, vrouw van genoemde Dyrc uten Weerde, onder voorbehoud van het recht van de tinsheer. In een vidimus d.d. 21 april 1383. | ||
Gheryt Everwijn, knape, geeft vidimus van de akte d.d. 2 mei 1382. Oorspr.; met zijn zegel. | ||
Henric van den Riin, abt van St. Paulus te Utrecht geeft vidimus van de akte d.d. 24 november 1374. Oorspr., met restant van het zegel van de oorkonder. | ||
Frederick, bisschop van Utrecht, oorkondt, dat hij aan Evert Reyners zoen van Lodensteyne, Rutger Jacobs zoen en zijn kinderen bij Margriete Heyn Noten dochter, Henrick Note, Johan Gueden zoen en hun nakomelingen, toestaat om uit hun venen binnen Zoess, achter Zoess Enge of elders grachten te graven naar de Eem, die zij mogen gebruiken voor het vervoeren van turf-mits zij daar waar de grachten wegen kruisen, houten of stenen bruggen bouwen en onderhouden en langs de grachten wallen aanleggen -; land aan te kopen voor deze aanleg en bovendien om sloten te graven ter scheiding van hun erven; verder oorkondt hij dat hij de grachten vrij zal gebruiken voor het vervoer van turf afkomstig van Snorrenveen en dat de watersloet aangelegd door de landgenoten van Zoeserveen onderhouden moet worden door degenen die daaraan geland zijn. In een vidimus d.d. 27 september 1438. | ||
Frederic van Blanckenhem, bisschop van Utrecht, geeft, met instemming van de prelaten en kapittels van de Doem, Oudemonster, Sinte Peters, Sinte Johans en Sinte Marien kerke tUtrecht, ter voorkoming van verdere geschillen, gezien de trouwe dienst van de stad Amersfoirde en ter vermeerdering van de bisschoppelijke tafelgoederen aan genoemde stad in erfpacht zijn tollen, coppel en gruit met alle goederen en alle tijns en renten die hij heeft binnen Amersfoort en daarbuiten, voor zover de stad die nu in bezit en waartoe behoren twee mud zout van Aelrehorst, twee mud zout van Uytwyc en een mud rogge van Collande aan jaarlijkse renten, voor een jaarlijkse som van 250 goede, oude, gouden Franse schilden van goed gewicht, tevens verklaart hij dat wie voor zijn goed te Amersfoort tol heeft betaald, elders binnen het land van Utrecht tolvrijdom zal genieten, met uitzondering van de tol bij Ter Eem, waar de vrijdom alleen zal gelden onder genoemde voorwaarde voor Amersfoortse burgers en met dien verstande dat daarvan een teken moet worden getoond, en met uitzondering van de bisschoppelijke accijns op hopbier. Oorspr.; de zegels van bisschop en kapittels verloren. Ook in vidimus d.d. 12 december 1399. | ||
De officiaal van Utrecht geeft ten overstaan van Henricus Stoeck filius Pauli, Paulus Wilhelmi en Gerardus Heerman, notarissen, Wilhelmus de Marsen en Johannes Lirwy, clerici van het hof van de officiaal en anderen, op verzoek van Gerardus Borre, burgemeester en Everardus Bot filius Theoderici, oud-burgemeester van Amersforde, vidimus van de akte d.d. 21 november 1399. Oorspr.; met zegel van de oorkonder en notarismerk van Henricus Stoeck filius Pauli. | ||
Albrecht, paltsgraaf op de Riin, hertog in Beyeren, graaf van Henegouwen, Hollant en Zeelant, heer van Vrieslant en Willam van Beyeren, Henegouwen en Hollant, graaf van Oestervant, verklaren tegenover de stad Utrecht dat zij, ingeval zijzelf of hun vrienden Haghensteyn, Eversteyn of Lederdamme zullen veroveren, deze plaatsen zullen worden verwoest en niet meer opgebouwd; dat zij aldaar geen tollen zullen vestigen; dat zij aan de bisschop en het Sticht van Utrecht zullen laten het bezit van de heerlijkheid van het land van Haghensteyn, thans in de macht van de heer van Arkel, en de hoge en lage heerlijkheid van het land van Haestrecht, mits de bisschop voornoemd bereid is met zeven priesters als eedhelpers zijn rechten ter bewijzen, en behoudens het recht van Margriete van Cleve, zuster van genoemde Albrecht, op lijftocht uit laatstgenoemde heerlijkheid; dat zij na verovering hiervan zich het volledige recht op stad en slot van Gorinchem en op het land van Arkel voorbehouden. Vidimus in akte d.d. 26 december 1405. | ||
De regering van de stad Amersfoerde sluit een overeenkomst met Ghysebert van Stoutenborch, burger der stad, betreffende de meenten van Amersfoort. In een vidimus d.d. 1564. | ||
Broeder Joest, gardiaan der Minderbroeders te Utrecht, geeft vidimus van de akte d.d. 14 februari 1366. N.B. In dorso: 'Want die belydinge, dair Arnt van Aelrehorst synre dochter dese renthe in beklyt heeft in medegaven, ouder is dan Herman van Aelrehorst sijn leenbrieff is, then sij dat Herman gemachticht ouder leenbrieff thoent, so wijsen die Lantgenoten ende Bueren, dat Henric van Gessel ene rechte pandinge gedaen heeft'. Gedr.: Van Rootselaar, Amersfoort I, 448; Navorscher 60 (1911) 282-283 (W.E. van Dam van Isselt); A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voormalige ambachtsheerlijkheid Ysselt en de familie van die naam ('s-Hertogenbosch, 1936) 6. | ||
Frederic van Blanckenhem, bisschop van Utrecht, bevestigt, in tegenwoordigheid van zijn raadslieden Wilhelmus de Renen, scholaster van het Domkapittel te Utrecht, Sweder de Vyanen, Stephanus de Zulen, ridders, en Rutger de Doernic, alle privileges, rechten en vrijheden, die burgers en stad van Amersfoerde van zijn voorgangers ontvangen hebben. Oorspr.; het zegel van de oorkonder verloren; ook in vidimus d.d. 22 juli 1447. | ||
Willem van Beyeren, palensgrave upten Rijn, hertog in Beyeren, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland en heer van Friesland, oorkondt dat hij omwille van verleende en nog te verwachten diensten aan de burgers van Amersfoerde tolvrijheid verleent in al zijn landen tegen een jaarlijkse betaling van 100 Franse schilden. In een vidimus d.d. 23 augustus 1449. | ||
Johan, palensgreve upten Riin, hertog in Beyeren, zoon van Henegouwen, Hollant en Zeelant, oorkondt dat hij zich verzoend heeft met Frederick van Blankenhem, bisschop van Utrecht en de steden Utrecht en Amersfordt aan de ene, en Deventer, Campen en Swolle aan de andere zijde van de Ysel en het sticht van Utrecht en zijn onderdanen en medestanders, Johan, burggraaf van Montforde, heer Lodewiich van Montforde en heer Willam van Montforde, broeders, heer Willam van Montforde van Sweten, heer Meliis uten Enge, ridders, Ghiisbert van Vyanen van Beverweerde, Ghiisbert van Vyanen van Riisenborch, knapen en anderen en met aan zijn eigen zijde Jacob, heer van Gaesbeec, Apcoude, Putten en Stryen, heer Johan, heer van Egmond en IIsselsteyn, heer Vranck van Borssel, heer van Zulen en Sinte Martiinsdijck, heer Philips, heer van Borssel en Kortkene en anderen en met instemming van de hertog van Gulich en Gelre en goeddunken van zijn raad, en dat daarbij o.m. is bepaald dat een ieder die in zijn dienst was geweest, naar zijn woonplaats mag terugkeren, uitgezonderd de ballingen uit Amersfoort, die niet binnen die stad mogen worden opgenomen; dat de burgers van Utrecht, Amersfoort, Kampen, Deventer en Zwolle en de Utrechtse onderdanen als vanouds mogen reizen door zijn landen en dat de bestaande verdragen tussen hem en de steden Utrecht en Amersfoort van kracht blijven. In een vidimus d.d. 17 juli 1423. | ||
Broeder Willem Brunaert, prior van de Predicar oirden te Utrecht, geeft vidimus van de akte d.d. 4 februari 1406. Oorspr.; met zijn zegel. | ||
De officiaal van Utrecht geeft vidimus van de akte van 27 juli 1422, zoals getoond door Henricus Pauli, secretaris van de stad Utrecht. Oorspr.; met zijn zegel. | ||
Swederus, elect van Utrecht, geeft vidimus van de akte d.d. 14 december 1298. Oorspr.; met zegel van de oorkonder. | ||
Swederus, elect van Utrecht, geeft vidimus van een vidimus d.d. 25 juni 1298. Oorspr.; met het zegel van de oorkonder. | ||
Burgemeesters, schepenen en raad van de steden Utrecht en Amersfoirde oorkonden dat zij op verzoek van de geerfden in Soeserveen de toestemming van bisschop Frederik van Blanckenhem tot het graven van een gracht uit hun venen naar de Eem bevestigen. In een vidimus d.d. 27 september 1438. | ||
Roedolph van Diepholt, geconfimeerd elect van Utrecht, oorkondt, dat hij de privileges door zijn voorgangers aan burgers en stad van Amersfoirde verleend, bevestigt. Oorspr.; met zijn zegel; ook in een vidimus d.d. 22 juli 1447. | ||