Digitale Charterbank Nederland
De Digitale Charterbank Nederland (DCN) is een centraal dataportal waarin uiteindelijk de gegevens van alle in de Nederlandse archiefinstellingen bewaarde charters in één zoekactie kunnen worden doorzocht. Het portal is ontwikkeld in een samenwerking tussen het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis en DE REE archiefsystemen te Groningen, die de digitale toegangen van een groot deel van de Nederlandse archieven beheert. De derde partner in het project, dat werd ondersteund door NWO, was Het Utrechts Archief. Voorts is actieve medewerking verleend door het Regionaal Historisch Centrum Limburg, het Nationaal Archief en veel andere archiefdiensten.
‘Charter’ is de archiefterm voor een afzonderlijk stuk perkament of papier, lees verder
406 charters
sorteren op:
Titel | Datum | |
---|---|---|
Heynric die Rover Zveders zone van Montfoirde belooft voor zich en zijne nakomelingen Willaem, graaf van Heneghouwen en Holland, en zijne nakomelingen altijd te zullen dienen en helpen en met geen ander een verbond te zullen aangaan, 1323 | ||
Vidimus door de proost van het kapittel van S. Jan te Utrecht van een akte van 1356 waarbij Willem, hertog van Beyeren, graaf van Holland, zich verzoent met Sweder, burggraaf van Montfoerde, op voorwaarden dat de graaf de door hem aan den burggraaf gegeven tolprivilegiën zal handhaven en den burggraaf de hem verschuldigde gelden betalen zal, dat beide partijen met hunne manschappen in elkanders gebied zullen mogen komen, dat de graaf den burggraaf tegen den bisschop zal bijstaan, en dat de burggraaf zich niet zonder den graaf met den bisschop verzoenen zal, 1358 | ||
Willem, hertog van Beyeren, graaf van Holland, verzoent zich met Sveder, burggraaf van Montfoerde, en belooft hem en zijne stad te zullen bijstaan tegen den bisschop en de stad Utrecht en hem te zullen vrijwaren voor alle nadeel, dat voor hem uit zijn afval van den bisschop en de stad zou kunnen voortvloeien, 1355 | ||
Aelbrecht, hertog in Beyeren, ruwaard van Holland, belooft heer Zweder, burggraaf van Montfoerde, zoo noodig met al zjjne macht te zullen bijstaan, 1362 | ||
Wouter, heer van Ysendoren en van Holensteyn, en Haese van Montfoerde, zijne huisvrouw, beloven voor zich en hunne opvolgers als heeren van Hoelensteyn, nimmer tegen Sweder, heer van Montfoerde, en zijne opvolgers, noch ook zonder diens toestemming tegen den graaf van Hollant, den bisschop van Utrecht of de stad Utrecht te zullen oorlogvoeren op eene boete van 1000 oude schilden, 1374 | ||
Jan van Zulen Wouterszoen verklaart, dat hij uit eigene beweging en met den wil zijner moeder Haedewich van Ysendoren op het huis tot Hoelensteyne is gekomen en zulks niet op aanraden of met de hulp van den heer van Montfoert, die daarvan door Wouter van Ysendoeren en Haedewych van Ysendoren wordt beschuldigd, heeft gedaan, 1377 | ||
Notariële akte, inhoudende het tusschen Florencius, bisschop van Utrecht, en Henricus, burggraaf van Montfoerde, zoo in tegenwoordigheid der drie Staten van Utrecht als in het bisschoppelijk hof verhandelde betreffende de geschillen, gerezen tusschen den bisschop en den burggraaf naar aanleiding van de scheidsrechterlijke uitspraak van Arnoldus, bisschop van Luik, 1387 | ||
Frederic van Blanckenhem, bisschop te Utrecht, Johan, burggraaf van Montfoorde, Philips, heer van Wassenaer, burggraaf te Leyden, Willam van Bredenrode, heer te Ghenpe, en de steden Utrecht, Leyden en Amersfoerde verbinden zich tegen den heer van Egmonde, Geryd van Heemskercke, den jonker van Gaesbeeck, den heer van Culenborch en Florens van Borsel, maken bepalingen omtrent de krijgsgevangenen en beloven geen verdrag te zullen aangaan zonder er elkander in te begrijpen, 1420. Met een transfix dd, 1420, waarbij Gerrit van den Zijl tot dit verbond toetreedt | ||
Frederic, bisschop te Utrecht, en de steden Utrecht en Amersfoert beloven aan Johan, burggraaf te Montfoirde, Lodewich van Montfoirde, Willam van Montfoirde, heer te Latum, en Willem van Montfoirde en van Zweten, die zich voor den oorlog tegen hertog Jan van Beyeren met hen verbonden hebben, geen zoen, vrede of bestand te maken zonder hen daarin te begrijpen; en zoo zij nochtans na den te treffen zoen in hunne goederen benadeeld mochten worden, dan zullen de bisschop en de beide steden hen daarvoor stellen in het bezit eener gelijke waarde aan goederen van Jacob, heer van Gaesbeke, Florens van Borsele en anderen, in het Sticht gelegen, 1420 | ||
Frederic van Blanckenhem, bisschop te Utrecht, en de stad Utrecht sluiten een verbond met Johan, burggraaf van Montfoordt, stellen bepalingen vast omtrent het rantsoen van eventueel te maken krijgsgevangenen en omtrent den steun, den heer van Montfoirde te verleenen, in geval de stad belegerd mocht worden, en geven hem een subsidie van 250 Hollandsche Wilhelmusschilden 's maands gedurende de beide eerstvolgende maanden en daarna van 200 schilden 's maands gedurende een jaar, 1421 | ||
Frederic, bisschop te Utrecht, en de steden Utrecht en Amersfoirde beloven Johan, burggraaf van Montfoirde, hun bondgenoot in den oorlog tegen hertog Johan van Beyeren en den hertog van Gulich en Gelre, geen zoen, vrede of bestand te zullen sluiten zonder er hem in te begrijpen, 1421 | ||
Notarieele akte, waarbij Johannes, burggraaf van Montfoerde, protesteert tegen de handelwijze van Fredericus, bisschop van Utrecht, en de steden Utrecht en Amersfoort, die bij het verdrag, door hen met Johannes de Bavaria gesloten, beloofd hebben, dat ook de gevangenen van den burggraaf zullen worden vrijgelaten, 1423 | ||
Vidimus door provisor en deken van Delfland van een vidimus door de officiaal van Utrecht van 1430 van een akte van 1427 waarbij Paus Martinus V de verplaatsing goedkeurt van den zetel der Utrechtsche kapittelen naar Arnhem, zoolang het sticht wegens den opstand van Rudulfus de Dyepholt onder het interdict ligt, 1467 | ||
Sweder, bisschop te Utrecht, scheldt aan de drie gebroeders van Montfoirde en hunne onderzaten alles kwijt, wat zij tegen hem misdaan mochten hebben, 1431 | ||
Het concilie van Bazel bericht aan Johannes de Montfort, dat het uitspraak heeft gedaan tusschen Rodolphus de Dyepholt en Vualramus de Moirse, welke beiden op den Utrechtschen bisschopszetel aanspraak maken, den laatste als bisschop heeft erkend en den eerstgenoemde alle recht op het bisdom heeft ontzegd onder bedreiging van den ban; verzoekende gemelden heer van Montfort, mede te werken tot de uitvoering van deze uitspraak, 1436 | ||
Phelippe, hertog van Bourgoigne, belooft zijne bescherming aan zijn raad en kamerling den heer van Montfort, als deze zijne zaak aan hem onderwerpen wil, 1444 | ||
Roedolph, bisschop tot Utrecht, en Henric, burggraaf tot Montfoirde, beloven elkander tegen de stad Utrecht te zullen bijstaan en geen afzonderlijk verdrag met haar te zullen aangaan, 1448 | ||
Jacob, heer tot Gaesbeke, Apcoude, Putte en Stryen, en Heinric, burggraaf van Montfoirde, onderwerpen hun geschil aan de uitspraak van hun neef en schoonvader, den heer van Croy, graaf van Porcien, onder bepaling van eene boete van 1000 gouden Engelsche nobelen voor den hertog van Boirgongnen, te betalen door hem, die deze uitspraak niet naleeft, 1449 | ||
Frederic van Renisse van Rynouwe erkent getracht te hebben Roedolph van Diepholt, bisschop te Utrecht, met geweld uit zijne stad Utrecht te keeren en daardoor terecht bij vonnis van den raad dier stad lijf en goed verbeurd te hebben, belooft zich met vrouw en kinderen metterwoon in Zeelant te zullen vestigen, niet dichter bij het sticht van Utrecht te zullen kornen dan zich de grenzen van Zeelant uitstrekken, en nooit weer iets te zullen ondernemen tegen den bisschop, Coenraet van Diepholt, Domproost te Osenbrugge en proost te Deventer, Heinric van Montfoirde, Melis van Amstel van Mijnden, Johan van Buchorst met hunne onderzaten en de steden Utrecht en Amersfoirt en doet afstand van zijne eventueele rechten op Wijc, Duerstede en Apcoude, 1449 | ||
Volpaert en Johan van Amerongen, gebroeders, erkennen getracht te hebben Roedolph van Diepholt, bisschop te Utrecht, met geweld uit zijne stad Utrecht te keeren en daardoor terecht, bij vonnis van den raad dier stad, lijf en goed verbeurd te hebben, doen afstand van de lijfrenten, die zij op de stad hebben, beloven zich metterwoon in Gelre of Cleve te zullen vestigen, niet meer aan deze zijde van Riin en Yselen te zullen komen en nooit meer iets te zullen ondernemen tegen den bisschop, Coenraet van Diepholt, Domproost te Osenbrugge en proost van Deventer, Henrick van Montfoirde, Melys van Amstel van Mijnden, Johan van Buchorst met hunne onderzaten en de steden Utrecht en Amersfoirt, 1449 | ||